Toen ma 65 werd, hield Huug een toespraak, meldden we 19 november. En de Booisterbode publiceerde deel 1 (klik overigens op bovenstaande foto om tekst goed te kunnen lezen). Hierbij gaan we verder met deel 2, die zou kunnen heten:
DE JAREN AAN DE ZUIDVLIET
Maar de meeste herinneringen gaan uit naar de Zuidvliet (ook nummer 20) en de straat daarachter, de Hoekerdwarsstraat. Daar waar bij de winkel van Paalvast voor drie cent een emmer heet water moest worden gehaald. Voor 5 cent kreeg je het met wasmiddel. Dan had je van die vlokken erin. Bij Van Straalen kochten we voor een duppie een kontje kaas. En bij Van der Vaart werd tussen de mieren naar de suiker gezocht, die je dan meekreeg in zo’n bruine zak. De suiker wel te verstaan..
We schopten er met voetballen ook ruiten in. Kortom, het was een buurt waar we niet uitgepraat over raken. Zuidvliet, Hoekerstraat, Hoekerdwarsstraat, Sandelerue, het soepslop en ga zo maar door. Dat was onze buurt.
Aan de Zuidvliet werden de laatste kinderen geboren. Daar kwam de tijd van Marcus de Kleipeer. Wat beleefden we er niet? We zijn er allemaal wel een keer bijna verdronken. Piet en Bert haalden er nog de krant mee. Pa dook na het vissen ook wel eens in de vliet.
Binnenshuis verfden Cor en ik de kache;. En die namen en passant ook nog even de kat mee.
Als het regende moest je oppassen want de muur kon onder stroom staan. We wonnen er ook nog de voetbalpool met z’n drieën en we dachten dat we rijk waren. Drieduizend gulden was de buit en die werd dan ook nog in bonnen uitgekeerd.
We hadden er een keer een schoorsteenbrand en we zaten er in de teil voor de kachel. Je moest er dan wel snel weer uit want anders was het water voor de volgende te koud. Maar als je in de teil ging, kreeg je altijd nog wat warm water erbij. Dat was altijd op vrijdag.
Pa weckte er eten. Tot aan het plafond toe, soms. We aten er rijst met boter op zaterdag. Later werd dat macaroni.
En we gingen er naar de Blomschool. Opoe Witvliet gaf dan soms koekjes door de schutting op het schoolplein.
We vochten er ook om de Robbedoes. En we aten er brood met speculaas. We bietsten ’s zondags om twee kwartjes om naar de Luxor-bioscoop te kunnen.
En elke woensdag moest er een stuiver op tafel komen. Eerst om bij het Leger des Heils te kunnen figuurzagen en later om bij de buurvrouw naar Dappere Dodo en Zeefje op te televisie te kunnen kijken.
We kregen een paar centen om bij Boekesteijn een grote binnenband te kunnen kopen. Die ging dan om een teil en we peddelden in de Zuidvliet.
Bovenal herinneren we ons de dieren uit die tijd. Met de zekerheid dat er ongetwijfeld een paar vergeten zullen worden, toch een kleine opsomming:
Diverse poezen, een schildpad, konijnen (we moesten er paardensla voor gaan plukken), Pukkie en Tamara, een gans die Anneke van de Ridderhof had meegenomen, duiven in de Oranjestraat, zebvravinken aan de Zuidvliet, meerkoeten, een woudduif met een scheef gegroeide snavel, muizen, een papegaai met longontsteking, en goudvissen. Kortom, een klein Artis.
DE JAREN AAN DE ZUIDVLIET
Maar de meeste herinneringen gaan uit naar de Zuidvliet (ook nummer 20) en de straat daarachter, de Hoekerdwarsstraat. Daar waar bij de winkel van Paalvast voor drie cent een emmer heet water moest worden gehaald. Voor 5 cent kreeg je het met wasmiddel. Dan had je van die vlokken erin. Bij Van Straalen kochten we voor een duppie een kontje kaas. En bij Van der Vaart werd tussen de mieren naar de suiker gezocht, die je dan meekreeg in zo’n bruine zak. De suiker wel te verstaan..
We schopten er met voetballen ook ruiten in. Kortom, het was een buurt waar we niet uitgepraat over raken. Zuidvliet, Hoekerstraat, Hoekerdwarsstraat, Sandelerue, het soepslop en ga zo maar door. Dat was onze buurt.
Aan de Zuidvliet werden de laatste kinderen geboren. Daar kwam de tijd van Marcus de Kleipeer. Wat beleefden we er niet? We zijn er allemaal wel een keer bijna verdronken. Piet en Bert haalden er nog de krant mee. Pa dook na het vissen ook wel eens in de vliet.
Binnenshuis verfden Cor en ik de kache;. En die namen en passant ook nog even de kat mee.
Als het regende moest je oppassen want de muur kon onder stroom staan. We wonnen er ook nog de voetbalpool met z’n drieën en we dachten dat we rijk waren. Drieduizend gulden was de buit en die werd dan ook nog in bonnen uitgekeerd.
We hadden er een keer een schoorsteenbrand en we zaten er in de teil voor de kachel. Je moest er dan wel snel weer uit want anders was het water voor de volgende te koud. Maar als je in de teil ging, kreeg je altijd nog wat warm water erbij. Dat was altijd op vrijdag.
Pa weckte er eten. Tot aan het plafond toe, soms. We aten er rijst met boter op zaterdag. Later werd dat macaroni.
En we gingen er naar de Blomschool. Opoe Witvliet gaf dan soms koekjes door de schutting op het schoolplein.
We vochten er ook om de Robbedoes. En we aten er brood met speculaas. We bietsten ’s zondags om twee kwartjes om naar de Luxor-bioscoop te kunnen.
En elke woensdag moest er een stuiver op tafel komen. Eerst om bij het Leger des Heils te kunnen figuurzagen en later om bij de buurvrouw naar Dappere Dodo en Zeefje op te televisie te kunnen kijken.
We kregen een paar centen om bij Boekesteijn een grote binnenband te kunnen kopen. Die ging dan om een teil en we peddelden in de Zuidvliet.
Bovenal herinneren we ons de dieren uit die tijd. Met de zekerheid dat er ongetwijfeld een paar vergeten zullen worden, toch een kleine opsomming:
Diverse poezen, een schildpad, konijnen (we moesten er paardensla voor gaan plukken), Pukkie en Tamara, een gans die Anneke van de Ridderhof had meegenomen, duiven in de Oranjestraat, zebvravinken aan de Zuidvliet, meerkoeten, een woudduif met een scheef gegroeide snavel, muizen, een papegaai met longontsteking, en goudvissen. Kortom, een klein Artis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten